Haagse Modelboot Club - HMBC

Review


Smit Rotterdam

H. Busman

De 'Smit Rotterdam' met plezier gebouwd


In HB van juni dit jaar hebben wij, om dit model van Billing Boats actueel te houden, de bouwdoos met het bijbehorende beslag behandeld in onze rubriek 'op de helling'. Sinds enige tijd is ons model gereed. De vermoedens die wij toen koesterden, zijn geheel bewaarheid; de bouw van dit interessante stukje Hollands glorie was plezierig werk. Tijdens de bouw hoefden we buiten enkele onbelangrijke probleempjes nergens te 'rommelen'. Natuurlijk is het bouwen van een dergelijk model met zijn imposante bovenbouw geen eenvoudige zaak. Wie een dergelijk model wil bouwen en dat nog nooit heeft gedaan, doet er goed aan, zijn ervaringen eerst te verrijken met iets eenvoudigers. De romp, die volgens de spantenmethode wordt opgetrokken, is door zijn ruime afmetingen geen groot probleem. De bovenbouw daarentegen, heeft - als het iets moois moet worden - al onze aandacht en vindingrijkheid nodig. Op het bouwen van een romp met spanten en latten komen we t.z.t. in een apart artikel nog terug. Ook hebben we uitgebreide vaarproeven gedaan, waaraan we in de loop van dit artikel eveneens aandacht schenken.
Hoe het allemaal begon
Ruim anderhalf jaar geleden was er op de TV een uitzending gewijd aan de roemruchte ondergang van de Flying Enterprise, waarbij Rederij Smit, in de race naar de Flying Enterprise, bijna de oude Zwarte Zee verloor. In die uitzending kwam er een 'meneer' van Smit Internationale iets vertellen over de moderne zeeslepers met hun grotere vermogen enz. Hij had ook een model van een sleepboot meegenomen. Ik wist toen niet wat dat voor een model was.
Dus heb ik contact opgenomen met de maatschappij. Het was de nieuwste aanwinst: de Smit Rotterdam (zusterschip Smit London). De volgende dag lag alles in de bus; tekening, verflijst, foto's en gegevens. Wat te doen; bouwen of zou Billing Boats met een model van dit schip komen? Onze vermoedens werden bevestigd; er was een model in voorbereiding. Er waren toen plannen om iets met de Zwarte Zee te doen. We hebben echter gewacht op de Smit Rotterdam, daar hebben we tot nu toe geen spijt van.
De bouw
Als de doos is aangeschaft, verdient het aanbeveling om de inhoud te controleren. Dat zit meestal wel goed, het kan later vraagtekens voorkomen. Ook verdient het aanbeveling om eerst de tekeningen en de bijgevoegde bouw-aanwijzingen terdege te bestuderen. Raadpleeg ook het door de importeur samengestelde stencil met tips voor het maken van de romp. Plaats de doos op een plaats waar het niet te warm en/of te droog is. Hout is nu eenmaal een natuurlijk materiaal dat bij een te geringe relatieve luchtvochtigheid teveel kan uitdrogen. Ook het kromtrekken van grotere delen is dan niet uitgesloten. Is dat toch het geval, dan kunnen we dit meestal verhelpen door de betreffende delen met een. plantenspuit o.i.d. heel licht te besproeien. Daarna leggen we deze delen, onder lichte druk, voorlopig weg tussen twee niet te dunne en vlakke planken. De planken moeten wel blank zijn, anders kunnen de opgesloten delen niet drogen. Voordat we de diverse delen langs de opgedrukte lijnen uit de moederplaten; zagen, moeten we eerst controleren of de maten kloppen. Zaag in twijfelgevallen de delen ruim uit. Het overtollige materiaal is bij het betrekkelijk zachte abachihout snel en gemakkelijk weggeschuurd. Bij veel snij- en schuurwerk is het gemakkelijk als we de stofzuiger bij de hand houden. Bij de bredere delen is, evenwijdig aan de houtnerf, nog een extra stippellijn gedrukt. Dat is dan de maat als het hout tamelijk droog is. De verschillende delen kunnen we o.a. met een scherp hobbymes uit de abachi-houten moederplaten snijden. In de richting van de houtnerf verdient dat echter geen aanbeveling; het mes volgt dan gemakkelijk de houtnerf.

Dwars op de nerf gaat dat beter. Echter: altijd in twee richtingen snijden. Doen we dit niet, dan trekken we dikwijls aan de onderkant een stuk materiaal mee. Niet te brede stukken kunnen we ook met een scherp mes doordrukken. Zorg er voor, dat er bij het snijden altijd glad en niet te zacht hout, bijvoorbeeld vurehout, onder ligt. Voorzichtig knippen, alleen dwars op de nerf met een goede schaar behoort ook tot de mogelijkheden. Vooral dun triplex kunnen we uitstekend met de schaar ruw op maat knippen.
Voor het lijmen van hout op hout (blank) is overwegend gebruik gemaakt van witte houtlijm. Voor het verkrijgen van mooie en scherpe randen, bijvoorbeeld bij de vele ramen, kunnen we beide kanten van de betreffende plaatsen vóór het uitzagen dun insmeren met witte houtlijm.

De romp en de dekken
Voor de bouw van de romp zijn er in de bouwaanwijzing duidelijke tekeningen opgenomen. De bouw geschiedt op een 'helling', die wordt gevormd door een ca. 20 mm dikke plank, die goed recht is of van multiplex of spaanplaat. Is deze 'helling' voorzien van een laag hard plastic, dan heeft dit het voordeel, dat de gebruikte houtlijm daar geen vat op heeft.
Als de kiel volgens de tekening is opgezet, staat hij niet erg stabiel. Aan de voor- en achtersteven kunnen we het beste flinke blokken van niet te zacht hout aanbrengen. Schroef deze, van onderen af, stevig vast met verzonken houtschroeven. Het rechte gedeelte van de kiel kunnen we bovendien nog vastzetten met enkele spijkers. Sla deze vrijwel recht tegenover elkaar langs de rand van de kiel in de bouwplank. Het bovenste gedeelte van de spijkers buigen we dan over de kiel.

Pas op, dat dit niet geschiedt op die plaatsen waar een spant moet komen.
Na deze maatregelen zit de kiel muurvast; hij blijft in deze positie totdat een deel van de rompzijkanten is beplankt. Controleer bij de volgende werkzaamheden regelmatig of de kiel nog zuiver verticaal staat.
De spanten moeten licht klemmend over de kiel schuiven; zonodig de sleuven iets uitschuren. Het is belangrijk, dat de spanten niet alleen in de lengterichting, doch ook in dwarsdoorsnede gezien verticaal staan. Als we de spanten - los -hebben opgesteld, zal blijken dat deze in lengterichting gezien niet allemaal in een lijn staan. Het noodzakelijke uitlijnen kunnen we het beste vanuit het grootspant (nr. 6) doen. We meten dan de afstand van de plaatsen waarop het dek komt te rusten tot de bouwplank. We kunnen de plank natuurlijk ook waterpas opstellen en met een waterpasje werken. Tussen de grote spanten en de bouwplank kunnen we het beste kleine houten wigjes schuiven. Met deze wigjes schuiven we links en rechts zodanig tot het betreffende spant in de juiste positie staat. Daarna lijmen we de wigjes met een tipje houtlijm aan het spant. Laat de wigjes zitten tot de romp wordt losgenomen van de plank. Al richtende lijmen we de overige spanten vast. Bij de spanten nr. 5 en 9 gaan de dekken over op een hoger niveau. Controleer de positie van deze spanten met de afmetingen van de dekken! Bij de afbouw is gebleken, dat de koppen van spant 14 te kort zijn. Ophogen achteraf kan, doch een nieuw spantje zagen is beter. Na deze bewerking brengen we de lengte- en dwarsliggers aan. Voor deze bewerking kunnen we het beste onze bouwplank zuiver waterpas opstellen.

Met een klein waterpasje controleren we dan het horizontaal liggen van de dwarsliggers. Ook dek B komt, in lengterichting gezien, horizontaal te liggen. Tijdens deze bewerkingen kijken we steeds met een timmermansoog langs het spantenraam. Is het geraamte gereed, dan gaan we dit bijwerken. Eerst controleren we nogmaals alle horizontale delen die we zonodig iets bijschuren. Blijkt een van de dwarsliggers te laag te liggen, dan lijmen we daar gewoon een strookje triplex van bijvoorbeeld 0,6 mm dikte overheen.
Nu gaan we de juiste vorm in de zijkanten brengen. We houden steeds een latje langs de zijkanten en schuren de spantzijkanten zodanig bij, tot het goede verloop is verkregen. Denk er vooral aan, dat de randen van het hoofddek (dek B) volkomen recht behoren te zijn. Ook letten we op de juiste vorm zowel links als rechts (symmetrie). Zonodig verbreden we een te smal spant met een strookje dun triplex o.i.d. Tenslotte worden de spanten afgeschuind tot de lijsten gelijkmatig aan liggen. (Zie de bijgevoegde tips.) Controleer nogmaals de stand van de spanten en de vorm van het frame. Besteed aan de bovengenoemde bewerkingen zeer veel zorg. Bedenk wel, dat deze bewerkingen de basis vormen voor een goede vorm van de romp. Later, als de romp geheel of gedeeltelijk is beplankt, is correctie niet meer mogelijk. Als we met het model willen gaan varen, is het nuttig om in dit stadium van de bouw enkele voorbereidingen te treffen. Bij ons model zijn er van 5 mm dik triplex platen gezaagd die licht klemmend tussen de spanten 5 t.e.m. 9 passen. Op deze platen komen de apparatuur en de accu's. Afb. 1 geeft deze 4 bodemplaten weer; de houten latjes zijn zodanig aangebracht, dat de accu's, de vermogens- regelaar enz. daar licht klemmend in passen. Willen we later andere of meer apparatuur aanbrengen, dan hoeven we alleen deze platen maar te veranderen. Onder deze platen, dus op de eigenlijke bodem, liggen tijdens het varen stukken bladlood. (loodgieter)


Afb.1 - De 5 mm dikke plankjes, die licht klemmend tussen de spanten passen.



Afb.2 - Kijkje in de ruime romp. De twee dwarslatten worden later verwijderd.

Afb.3 - De 'ruwe' romp is gereed. De in aanbouw zijnde bovenbouw wordt met spelden en kleefband op zijn plaats gehouden.
 


Zetten we het model voor enige of langere tijd weg, dan zijn apparatuur en ballast in een wip verwijderd. Ook kunnen we nu de plaats van de motoren uitkienen; daarover later meer. De beide roerkoningen kunnen we aanbrengen als de romp geheel gereed is. De schroefassen worden gernonteerd voordat het hoofddek wordt aangebracht. Nu kunnen we het werkdek (dek A) pasmaken en vastlijmen. Dek A laten we rondom iets oversteken. Pas als de van onderen af aansluitende lijsten zijn aangebracht, wordt het overtollige materiaal verwijderd. Voordat we in dek A de openingen voor de spantkoppen uitzagen, verdient het aanbeveling de spantkoppen zelf geheel af te werken. Dus ook schilderen, waarbij wij de buitenkanten blank laten. Verder werken we dek A af, zoals in de bladen 3 en 4 van de bouwaanwijzing is aangegeven. Vooraf schilderen van de delen, die tegen spant nr. 5 en dek A komen, verdient ten sterkste aanbeveling. Later kunnen we daar niet goed meer bij. Delen die reeds zijn geschilderd, kunnen we uitstekend lijmen met tweecomponentenlijm.
Vervolgens maken we de twee grote zijpanelen (26) passend. Zaag ze voldoende breed uit en maak de bovenkant zo hoog, dat deze iets boven de spantkoppen, waarop het hoofddek komt te rusten, uitsteken.

Na het vastlijmen van deze delen, gaan we de romp van boven af beplanken met de abachihouten latten. Werk als volgt: een lat links, een lat rechts enz. Op deze wijze voorkomen we kromtrekken en onnodige spanningen. Na ca. 3 latten kunnen we er aan de achterkant niet meer bij. Na grondig drogen, is de romp in wording reeds zo stijf, dat we deze van de bouwplank kunnen nemen. Werk rijkelijk met witte houtlijm en veeg na het vastzetten van iedere lat de lijmrestanten met een matig vochtige doek weg. De te buigen bochten zijn zo ruim, dat alle latten droog kunnen worden aangebracht. Het voordeel daarvan is, dat er weinig of geen krimp kan optreden. Alleen bij de bulbsteven kan het gewenst zijn om het begin van enkele latten enige tijd in heet water te leggen. De bijgeleverde spijkertjes zijn van ijzer. Jammer dat het geen messing spijkertjes zijn. Onder invioed van de witte houtlijm en vocht kunnen de ijzeren spijkertjes gaan roesten. Bobbels op de romp zijn dan onherroepelijk het gevolg. We kunnen de latten met glaskopspelden op de spanten vastprikken. Na droging van de lijm kunnen we deze er weer gemakkelijk uittrekken. Wees zeer voorzichtig met het indrukken van glaskopspelden. Als er een glaskop breekt, is er een grote kans, dat u het in aanbouw zijnde model enkele dagen opzij moet zetten. Pak de spelden met een goed tangetje vlak achter de punt, dan kunt u zonder gevaar kracht zetten. Een andere methode is het niet geheel indrukken van de spijkertjes en deze er later weer uittrekken. Aan de voor- en achtersteven is de spanning van de latten echter te groot voor deze methode. Wij hebben de: spijkertjes er met een tangetje ingedrukt en met een kleine schroevedraaier extra doorgedrukt. De resterende gaatjes worden met het gronden en eventueel bijplamuren automatisch gevuld. Kleine kieren enz. vullen we op met stukjes afvalhout. De beide boegschroefopeningen, de gaten voor de patrijspoorten en de ankerkluisgaten, maken we vlak voor het opbrengen van de laatste laklagen.
Doen we dit eerder, dan is er een grote kans dat de randen tijdens het schuren teveel uitlopen. Ook de stootranden, het berghout genoemd, worden om dezelfde reden later met TC-lijm aangebracht.
Als de romp zover gereed is, kunnen we aanvangen met het grove schuurwerk. De beide delen 27 nog niet aanbrengen. Ook met het hoofddek wachten we nog even. We kunnen dan, als we de koppen van de voorste twee spanten over de tafel laten steken, het model mooi vlak neerleggen. Als we met de schuurklos op de met lijm doordrenkte latten gaan schuren, gaat dit zeer moeilijk en het kost veel schuurpapier. Het ei van Columbus: matig vochtig schuren met waterproef schuurpapier. Onder invloed van het - geringe - water lost de witte houtlijm op; gelijktijdig ontstaat er een dikke brij die wordt gevormd door het houtslijpsel en de lijm. Deze brij werkt mooi als vulling in de naden en porien, het schuren gaat gemakkelijk en snel. Pas als het schuren zwaar gaat, vegen we de overtollige brij weg en spoelen de schuurklos schoon met water. Zijn de overgangen vioeiend, dan stoppen we met het vochtig schuren.

Dit is dan gelijk het moment, dat we geen hout meer wegschuren. De rest van de schuurprocedure bestaat uit het wegslijpen van overtollig opgebracht materiaal zoals grondverf en eventueel plamuur. Voordat we daarmee een aanvang maken, leggen we de romp lange tijd weg om te drogen. Minimaal enkele dagen. Te diepe plekken kunnen we opvullen met kneedbaar hout (Gupa bv.) of een overeenkomstig produkt.
Voordat we het hoofddek gaan aanbrengen, verdient het aanbeveling om enkele voorzorgsmaatregelen te nemen, die de kans op het barsten van de romp later tot een minimum beperken. Tussen de spanten zijn, haaks op de latten, stukken latafval gelijmd en in de rondingen ca. 20 mm brede stroken triplex van 0,6 mm dik. Op die plaatsen waar de romp op de standaard komt te rusten, zijn op de bodem extra 6 x 10 mm dwarsliggers gelijmd. Op de vlakke bodem is dit zeer eenvoudig en, zeker is zeker!
Het inwendig schilderen van de romp staat netjes, vooral als belangstellenden een kijkje in het model willen nemen. Doe dat echter uitsluitend met vochtregulerende verf of dekkende buitenbijts (bv. Ceta Bever IQ of Rambo). Ook de meeste soorten grondverf zijn vochtregulerend. Schilderen we de beide zijden van de romp met een gewone - dus sluitende - verf, dan is de kans aanwezig dat we na enkele jaren narigheid krijgen. Hout moet kunnen ademen! De plaatsen waar water in de romp kan komen, dat is bij de ankerkluisgaten, de roerkoningen en die plaatsen waar water uit de schroefaskokers kan komen, worden extra behandeld. Boor ook enkele grote gaten in het voorste spant, zodat ook de daarachter liggende ruimte kan ventileren. De te hoge zijkanten van de stroken (26) schuren we
zover af, tot het dek mooi aansluit op deze randen en de spantkoppen. Over de zijnaden komt later een latje. We laten het hoofddek aan de zijkant iets oversteken. De gaten voor de twee kranen maken we vooraf. Na het vastlijmen brengen we de delen 27 aan. Als de beide kranen nog niet zijn gemonteerd, heeft de achterkant van het hoofddek nauwelijks steun. Let dus op, dat er op dat deel geen druk wordt uitgeoefend. Een paar tijdelijke steuntjes kunnen geen kwaad. De overstekende randen van het hoofddek steken nu ook onder de delen 27 uit. Het geheel schuren we gelijk met de romp. Nu kunnen we de verschansing om het werkdek aanbrengen. De binnenkant van deze delen hebben we bij ons model vooraf geel geschilderd. Lijmen met TC-lijm is dan een vereiste. Wel krabben we kleine - niet te brede strookjes kaal die tegen de zijkanten van de spantkoppen komen (verschansingstutten). Het gebruik van - gewone - TC-lijm heeft tevens het voordeel, dat we de tijd hebben. Dat is ook wel nodig want het is een geduldwerk. Het 4 mm beuken rondhout, dat de ronde rand van de verschansing gaat vormen, wordt eveneens met TC-lijm op zijn plaats gelijmd. Deze randen moeten we absoluut heet buigen. Later worden deze randen zwart gelakt. Door deze wijze van werken krijgen we haarscherpe overgangen tussen het groene dek en degele binnenkantvan deverschansing. Lijmnaden enz. kunnen we later gemakkelijk bijwerken.
De romp ziet er dan uit, zoals in afb. 3 is weergegeven. Als we zover zijn, kunnen we aanvangen met het bekende proces van lakken, schuren enz. Ook als we de romp aflakken met zijdeglansverf, heeft het voordelen om na de eerste lagen grondverf over te gaan op glansverf.

We nemen dan een kleur die ongeveer overeenkomt met de donkerrode kleur die het onderwaterschip krijgt. We blijven echter zolang doorgaan met grondverf tot er tijdens het schuren geen blank hout meer zichtbaar wordt. Glansverf vloeit beter uit en, we kunnen goed zien of de romp mooi glad is. Ook kunnen we, als we zuiver vlak schuren, beter zien waar we nog wat extra lak moeten opbrengen. Begin zo vroeg mogelijk met het voorlakken en schuren de tijd dat we de verschillende lagen kunnen laten doorharden is dan des te langer. Als we zover zijn, wachten we zo lang mogelijk met het opbrengen van de laatste (??) laklaag. De lijmovergangen en het hout hebben dan de gelegenheid om eventueel nog iets na te werken. Deze nawerking is meestal gering maar op de glansverflaag toch goed zichtbaar. Wacht zo mogelijk met de opbouw op de dekken A en C en de triplex rand om de boeg tot de romp geheel is afgeschilderd. De romp is dan veel beter te hanteren en de kans op brokken geringer. De boegrand (62) en de daaronder liggende rand krijgen toch een andere kleur zodat het afwerken en schilderen daarvan op een later tijdstip geen extra problemen geeft. Voordat we de romp afschilderen brengen we het berghout aan dat we apart gronden enz. De rand om de achtersteven (nr. 33 3 x 4 mm) moeten we beslist heet buigen. Lukt dat niet, dan kunnen we twee stroken aanbrengen die samen 3 mm dik zijn. De schroefassen en de Kort- straalbuizen zijn aangebracht nadat het schuurwerk vrij ver was gevorderd. Het aanbrengen van de Kort- straalbuizen is een zeer nauwkeurig werk. Het kan het beste geschieden in combinatie met het richten van de schroefaskokers. Werk bij de straalbuizen bij voorkeur met 2 mm paspennen het werkt niet alleen gemakkelijker, het geeft ook een grotere sterkte aan de lijmverbindingen. (TC-lijm) De beide roeren zijn niet van hout gemaakt doch van 2 mm dikke ABS-kunststof. Elk roer wordt samengesteld uit twee stukken ABS. In ieder stuk is een halfronde sleuf gemaakt, na samenlijmen met aceton o.i.d. komt dan de roeras in deze sleuven. De roeras wordt ruw gemaakt en met TC-lijm in het roer vastgezet. Vóór de as laten we ca. 5 mm materiaal extra staan.

Afb.4 - De achtersteven. Het originele schip heeft verstelbare vierbladige schroeven.



Vooral als we met het model gaan varen is deze wijziging van belang.
Afb. 4 geeft de vlakke achtersteven weer. Het originele schip heeft echter verstelbare vierbladige schroeven.
We kunnen nu een aanvang maken met de eerste verdieping van de bovenbouw die komt tussen het hoofddek en het bakdek (dek C). Deze maken we passend op het reeds glad geschuurde, voorgelakte en eventueel bijgeplamuurde hoofddek. Een voordeel van dit dek is, dat het in de lengterichting vlak is en horizontaal loopt. Alles komt er dus 'haaks' op. Let vooral op de juiste hoogte van de opbouw, zodat deze goed aansluit tegen de onderkant van het bakdek. De lijnen, die de posities van de verschillende delen op het dek aangeven, zijn na het voorlakken natuurlijk verdwenen. Dat is niet zo erg: ze dienen slechts als een grove indicatie; de juiste maten nemen we over van de tekening. De in aanbouw zijnde tussenlaag houden we met spelden en kleefband op hun plaats. We bouwen dit in twee delen; na vastlijmen op het dek, brengen we de tussenstukjes, waarop de deuren komen, op hun plaats. Alle deuren zijn gemaakt van 1 mm dik triplex i.p.v. het daarvoor bedoelde 1,8 mm dikke abachihout. De twee dekhuisdelen kunnen we het beste schilderen, voordat we ze aanbrengen op het dek. Ook de 'ramen' kunnen we vooraf tegen de binnenkant lijmen. Het schilderen van de gehele opbouw

Afb.5 - Het bakdek. Let op de ringetjes voor de doorvoer van de ankerketting.

is conventioneel gedaan; d.w.z. gronden, plamuren, schuren enz. Alleen de betrekkelijk kleine raamopeningen zijn rijkelijk ingesmeerd met porienvuller. Tijdens het 'kwasten' over de raamopeningen komt daar tamelijk veel verf in. Zoveel, dat de oorspronkelijke vorm ten dele verloren gaat. Als de verf niet 'terug loopt', laten we het teveel zitten tot we klaar zijn met het schilderen. Als de verf nog nat is, halen we met een penseel het teveel aan verf in de raamopeningen weg. De rest, mooi of niet, laten we gewoon drogen. Als de laatste laklaag is aangebracht en door en door droog is, schuren we de raamopeningen opnieuw uit tot hun oorspronkelijke vorm. Nadat de witte verf is weggeschuurd, komen we op de oorspronkelijke porienvuller. We schuren of vijlen de openingen in de juiste vorm; we halen niet zoveel weg, dat we op het blanke hout komen. Daarna gaan we met een klein penseeltje de binnenranden opnieuw wit lakken.
Is dit gedeelte van de bovenbouw gereed, dan kunnen we het met TC-lijm op het reeds afgeschilderde hoofddek lijmen. Het bakdek wordt uitgezaagd en vastgelijmd. Zaag het ruim uit, het restant wordt na het vastlijmen verwijderd. Vergeet vooral niet - voordat we het bakdek aanbrengen - in het hoofddek gaatjes voor het hekwerk te boren. Het samenvoegen van twee dekhelften kunnen we het beste doen met een stukje romplijst aan de onderkant. Na drogen, krabben we aan de bovenkant de naad uit. In deze sleuf smeren we bij voorkeur twee-componentenplamuur (bv. Sikkens auto epoxy kit). TC-lijm kan ook. Na schuren en verder afwerken is de kans dat de naden t.z.t. weer zichtbaar worden zeer gering. Ook kunnen we vooraf de onderranden, die boven het gangbord van het hoofddek komen, wit schilderen. Later kunnen we daar moeilijk bij.

Zorg er voor, dat het bakdek gelijkmatig op de daarvoor bestemde liggers komt te rusten. Lijmen gaat het prettigste met TC-lijm; we hebben dan de tijd. De overgang, aan de achterkant op de reeds geschilderde opbouw, is zonder veel moeite onzichtbaar weg te werken. We doen er goed aan om nu de stutten onder het gangboord van het bakdek aan te brengen. Deze kunnen we na het vastlijmen met TC-lijm gemakkelijk wit schilderen.
Doe dat niet te snel, anders verkleurt de lak ter plaatse. In dit stadium van de bouw kunnen we het bakdek schuren en verder afwerken. Lijm de rand, die de afneembare bovenbouw op zijn plaats houdt, er op als het geheie dek vrijwel is afgewerkt. Dit geldt ook voor de verschansing om de boegrand. We kunnen dan n.l. met een klein schuurklosje, bv. een flink stuk vlakgom, mooi vlak schuurwerk leveren. De boegrand kunnen we aan de binnenkant vooraf schilderen en daarna met TC-lijm op het reeds afgeschilderde dek lijmen. Het goed pasmaken van deze rand is een geduldwerkje. We kunnen deze rand natuurlijk ook van aluminium vervaardigen en exact in de juiste vorm brengen.
Eventueel kunnen we het werkdek geheel afwerken. Links en rechts komen achter op dit dek trosgeleiders, die vanaf de commandobrug kunnen worden neergeklapt. Links-onder op blad 19 van de bouwaanwijzing is de bouw daarvan weergegeven. (64a en 64b) Als we de oorspronkelijke maten aanhouden, worden ze te hoog. We moeten er aan de onderkant zoveel afhalen tot alleen het zwart te schilderen rondhout boven de verschansing uitsteekt. Volgens het model op de doos worden deze hulpwerktuigen wit. Op een doorsneetekening van Smit-lnternationale geel. Als kleur voor de hulpwerktuigen wordt door de maatschappij grijs opgegeven. Die kleur is door ons gekozen.
De achterste trosgeleidingsbeugel is afneembaar en wordt m.b.v. 1 mm paspennen op zijn plaats gehouden.

De gedetailleerde, afneembare bovenbouw is een eenheid waar we wel enige tijd mee zoet zijn. In de tussentijd kan de romp goed uitwerken. De aandacht, die we aan deze compacte eenheid schenken, draagt veel bij tot het slagen van het model. Ook zullen we op een zodanige wijze te werk moeten gaan, dat we niet op een gegeven moment ergens niet meer bij kunnen komen.
Het afneembare dekhuis
Het onderste gedeelte van de bovenbouw met het z.g. brugdek, bouwen we met het bakdek als mal . Een prettige bijkomstigheid is, dat de witte houtlijm niet aan verf hecht. Werk er echter ook niet te rijkelijk mee.
Bij het werken aan de bovenbouw, lopen we het grote risico dat we het basisschip beschadigen. Ook neemt het gehele model veel ruimte in beslag. Is het onderstuk gereed, dan kunnen we een plank nemen waarop we net zo'n rand aanbrengen als op het bakdek. Afb. 6 geeft dit 'kunstdek' weer. Als het onderste gedeelte geheel gereed is, dan gaan we de stuurhut met commandobrug samenstellen met de onderbouw als mal. De stuurhut zelf wordt gemaakt van dun triplex. Let er vooral op, dat de drie trappen in één lijn komen.
De schuin lopende plankjes, waarop de trapjes komen te rusteni zijn extra aangebracht. We schilderen ze vooraf in dezelfde kleur als de treden. De treden kunnen we er op een later tijdstip gemakkelijk indrukken. Niet te krap, anders barst de zaak.
Zo gauw de stuurhut vorm begint te krijgen, zetten we deze in de
juiste positie op het brugdek en boren twee gaatjes t.b.v. 2 mm paspennen. Op de plaats waar we de gaatjes gaan boren, vullen we vooraf de ruimte tussen de vioer van de stuurhut en het dek op met een stukje balsahout. Door deze maatregel is zijdelingse beweging van de paspennen vrijwel uitgesloten. We kunnen nu de in aanbouw zijnde stuurhut van het brugdek nemen en apart afwerken. Vooral bij het t.z.t. vastlijmen op het brugdek zijn de paspennen een welkome hulp.
De stuurhut kunnen we nu gereed maken en op de laatste verflaag na afschilderen. Voordat we het topdek (dek F) aanbrengen, moet het gehele interieur gereed zijn. Ook de ramen lijmen we, zeer secuur, met TC-lijm tegen de binnenwanden. We kunnen daar later niet meer bij!
Na goed stofvrij maken van het interieur brengen we dan het topdek, de omranding en de 'zonneklep' aan.
Neem maatregelen, dat er tijdens de verdere werkzaamheden zo min mogelijk stof in de stuurhut komt. Stop zonodig een propje zacht papier o.i.d. in de deuropeningen.
Voordat we de stuurhut met commandobrug geheel
afschilderen, brengen we met TC-lijm de kleine stripjes enz. aan. (de houten stripjes vooraf gronden enz.) Brengen we de kleine details eerder aan, dan gaat schuren moeilijker en door de uitvloeiende verf verliezen we gauw aan detail.
Ook brengen we de houten stripjes aan, die precies op de zijnaden van de commandobrug en het brugdek komen. Lijm deze - met de stuurhut in de juiste positie - alleen aan de bovenste eenheid. Na - later - oplijmen van de stuurhut hoeven we dan alleen de onderste rand bij te werken . Vanzelfsprekend controleren we vooraf of de gehele eenheid mooi aansluit op het brugdek. Zonodig iets bijwerken. Na al deze werkzaamheden kunnen we de stuurhut met commandobrug afschilderen. Schilder van de ramen af, d.w.z., zorg dat er geen verf in de raamopeningen komt.
De kleurovergangen tussen wit en groen op het topdek en tussen de stuurhut en het navigatie-brugdek (dek E) gaven veel problemen.
Het wit is toen aangebracht tot op de dekken. Daarna zijn er van 1 mm ABSkunststof extra dekken gemaakt die precies gelijk zijn aan de oorspronkelijke dekken. Deze zijn separaat geschilderd en later met TC-lijm op hun plaats aangebracht. De kleurovergangen zijn dan ideaal. In plaats van ABS-kunststof kunnen we natuurlijk ook dun pertinax of triplex nemen.
Op het dak en op het navigatie-brugdek moeten we in deze fase het hekwerk aan brengen.
Daarna gaan we de rookuitlaten maken en geheel afwerken. Dus ook schilderen en de traptreden aanbrengen. De rookuitlaten neigen naar binnen. Voor het verkrijgen van de juiste hoek voor iedere eenheid, kunnen we het . beste gebruik maken van een trapeziumvormige mal. Deze kunnen we o.a. van triplex maken. Met behulp van deze mal kunnen we de rookuitlaten richten. Heeft de onderkant van iedere rookuitlaat de juiste hoek en sluiten zij mooi aan op dek D, dan brengen we in iedere eenheid twee 1 mm paspennen aan.

Het opzetten en afnemen van de rookuitlaten is dan erg simpel, evenals het later vastlijmen. Ook boren we onder iedere rookuitlaat een wat groter gaatje voor een kleine houtschroef.
Voor het uitlijnen van de mast hebben we daar heel veel gemak van. De grote mast wordt opgebouwd uit triplex. Het hekwerk krijgt dezelfde kleur als de mast; we kunnen het geheel dus eventueel spuiten. Tussen de rookuitlaten komt een brug waarop de hoofdmast komt. Ook in deze brug zijn paspennen gestoken, die in de binnenkant in de rookuitlaten passen. Doen we dit niet, dan wordt het vastlijmen van de combinatie een moeilijke klus. Met paspennen gaat dit zeer eenvoudig. In afb. 7 zijn de stuurhut, de rookuitlaten en de mast vlak voor het samenbouwen te zien. De mast wordt, inclusief de lijm, met een centrale houtschroef op zijn plaats gehouden.
Alles is 'op paspennen' en de houtschroef in elk rookkanaal op het, waterpas opgestelde, model uitgelijnd. Daarna is alles definitief met TC-lijm vastgelijmd.

De antennes
Op het model komen verschitlende sprietantennes. De bedoeling is dat deze van stukken 1 mm messingdraad worden vervaardigd. Bij ons model zijn deze antennes vervaardigd van 0,8 mm messingdraad en als een echte antenne spits toelopend geschuurd. Dat gaat uitstekend op een kleine snellopende boormachine. We nemen dan het messingdraad tussen een stukje schuurlinnen en laten de boormachine lopen. Wees zeer voorzichtig en laat de spriet alleen los als de boormachine stilstaat. U moet het wel even leren . . . de moeite wordt echter beloond. De keerzijde is, dat we bij het bukken over het model moeten oppassen voor onze ogen. Eventueel kunnen we aan de top een tindruppeltje 'hangen'.

Het hekwerk en de verdere afwerking
Het hekwerk wordt opgebouwd met de staandertjes en het 0,5 mm koperdraad uit het beslag. Het draad is op rolletjes ondergebracht. Om het mooi strak te krijgen, kunnen we dit het beste een stukje uitrekken. Het komt het model ten goede, als we voor de reling iets dikker draad nemen, bijv. 0,7 mm. Ook op het originele model dat op de doos is afgebeeld, is deze dikker. De 1 mm gaatjes waarin de staandertjes komen, zijn in de meeste gevallen vóór het schilderen geboord. Gebruik de merktekens in eerste instantie als een indicatie.


Afb.6 - De in aanbouw zijnde bovenbouw op zijn voetstuk. Let op één van de paspennen.

Afb.7 - De stuurhut, mast en de schoorstenen (rookuitlaten) zijn gereed voor de samenbouw.


Zijn de gaatjes dichtgelopen, dan kunnen we deze heel gemakkelijk met een los 1 mm boortje opnieuw open maken.
Alle staandertjes zijn vooraf aan de onderkant wit geschilderd. Niet de stiftjes, die in de gaatjes komen ! Het schilderen van het gemonteerde hekwerk gaat dan gemakkelijker en het eindresultaat is mooier. De staandertjes kunnen we heel gemakkelijk met een tangetje beetpakken en in de gaatjes drukken. De uiterste puntjes dopen we dan heel even in de TC-lijm. Denk er aan, dat het indrukken geschiedt met een zeer goed tangetje. Als we uitschieten, is de kans op beschadiging van het dek enz. g root. Bij de rechte stukken kunnen we een hele rij staandertjes monteren en direct daarna de draden er doorheen schuiven. Bij bochten moeten we 'rijgen'; d.w.z., we schuiven dan de staandertjes over de drie draden.
Overigens, het hekwerk op het originele schip heeft vier spijlen. Dat Billing voor drie heeft gekozen is echter begrijpelijk. De spijlen zijn niet aan de staandertjes gesoldeerd maar gelijmd met TC-lijm. Spaarzaam op de juiste plaats aanbrengen van de lijm gaat uitstekend met de punt van een speld o.i.d.
Lijmen gaat sneller dan solderen. De reeds aangebrachte verf op de onderkant van de staandertjes verkleurt niet, er komen geen harsspetters op de verf en de lijm vloeit mooi uit. Alleen op die plaatsen waar directe hechting gewenst was, is gebruik gemaakt van de soldeerbout. Tussen de staandertjes zijn de bovenste spijlen grijs gelakt.


Op het model komen vrij veel traptreden, o.a. achter op de rookuitlaten. Deze worden vervaardigd van het 0,5 mm koperdraad. Voor het buigen van deze treden, is gebruik gemaakt van een oud tangetje waarvan de bekken tot de juiste breedte zijn afgeslepen.
Als we alle treden om een van deze bekken buigen, krijgen we precies even brede treden. De gaatjes voor deze treden zijn heel voorzichtig geprikt met een oud vijitje waarvan het voorste stukje is afgeslepen tot 0,6 mm diameter. Ook met behulp van een speldepunt kunnen we gemakkelijk een prikker maken.
De treden krijgen de kleur van de delen waarop ze worden aangebracht. De bijgeleverde 'transfers' bleken achteraf te bestaan uit bedrukt kleefband. Het zijn nare dingen. Het aanbrengen is moeilijk en moet in een keer op de juiste plaats geschieden. Verschuiven is er niet bij. De opgedrukte tekens en letters zijn veel te doorzichtig. Vooral bij de gele Smit-emblemen, die op de blauwe rookuitlaten komen, blijft er van de oorspronkelijke kleur niet veel meer over. Ook zijn de naamstroken veel te dik. Vooral op een fraai model is dat storend. Misschien komt er t.z.t. een set echte transfers. Als dan op deze set de ontbrekende plimsol- en diepgangsmerktekens worden toegevoegd, komt dat het model zeer ten goede.
De verfkleuren worden in de tekeningen aangegeven met een cijfertje in een driehoek. Dit cijfer vinden we terug in de kleurentabel die in de bouwaanwijzing is opgenomen.

De cijfers corresponderen met de Humbrol nummers. U kunt kiezen uit hoogglans of mat. We hebben niet alle nummers gecontroleerd. Wel weten we dat als mat wordt gekozen, de dekken lichtblauw worden i.p.v. groen. In de technische gegevens zijn de kleuren en verfsoorten, die voor ons proefmodel zijn gekozen, vermeld. Er is gekozen voor zijdeglans.
Voor de werkboten is geen kleur opgegeven. Deze zijn wit, met een zwarte bovenrand. De binnenkant is bruin.

Technische uitrusting en vaareigenschappen
Voor de proefvaarten, is het model uitgerust met twee 6 V Monoperm-Super Special motoren, die zijn uitgerust met een 3:1 PlLE-vertraging (Marx). De motoren hangen op hun kop aan een drager van 5 mm dik multiplex. De drager zelf rust op aen brug, die enigszins klemt tussen de spanten 4 en 5. Bij de bekende Marx koppelingen is het schuifstuk verwijderd. De motoren zelf kunnen d.m.v. sleufgaten in de voet in lengterichting worden verschoven. De twee keer vier bevestigingsgaten in de drager zijn in lengterichting eveneens als sleufgaatjes uitgevoerd.
De motoren kunnen dus naar alle richtingen worden versteld. De hoogte wordt gecorrigeerd met de klemmende brug.


Het uitlijnen kan nu als volgt geschieden. Neem de schroefassen uit de kokers. Zorg er voor dat er voldoende iicht op de motorassen valt. We kijken nu van achteren af door de schroefkokers en zien dan de motorassen. De motoren richten we nu zodanig, tot de motorassen zich in een lijn met de kokeropeningen bevinden. Dat gaat heel gemakkelijk.
De M3 moertjes, die zich aan de onderkant bevinden, zijn via de grote opening met een kleine steeksleutel bereikbaar. Aan de boutjes, die van onderen af door de brug zijn gestoken, zijn lange stukken 2 mm messingdraad gesoldeerd. Het inzetten gaat dan eenvoudig, de boutjes draaien bij het vastzetten van de moertjes niet mee. Hierna worden de schroefassen goed gesmeerd en gemonteerd. We sluiten via een Amperemeter een van de motoren aan op een zodanige spanning, dat deze langzaam loopt. Richt nu deze motor zodanig tot het stroomverbruik minimaal is. Hetzelfde doen we nu met de andere motor. Na goed vastzetten nogmaals controleren. Daarna met TC-lijm de brug vastzetten. De gehele motorunit is naar voren uitneembaar.
De roerservo is achter de motoren gemonteerd. In afb. 12 is aangegeven hoe we de stuurstangen kunnen monteren.

Afb.8 - Het fraaie en gedetailleerde middenschip.

Afb.9 - Het inwendige van het schip is via 3 openingen bereikbaar.

Afb.10 - Vooraanzicht op het dekhuis. De vier fenders en 6 opblaasbare reddingsvlotten werden van hout gemaakt.

Afb.11 - De motorkamer. Montage van de aandrijfmotoren en de stuurservo.

De bewegingsrichting is verkeerd, een Snoesje kan dit verdriet weer goed maken. In het model zijn twee accu's geplaatst. Een 6 V-3 Ah droge loodaccu (Varta 3 WFZ 3K) en 7 in serie geschakelde 3,5 Ah NC-sintercellen met een totaie spanning van 9,7 V (General Electric GCW 3.5ST). Via de radiobesturing en een servo met dubbelpolige omschakelaar worden de accu's, naar keuze, in- of uitgeschakeld. In principe vaart het model op de NC-accubatterij. De loodaccu dient als reserve energiebron. Het gewicht en de ruimte spelen in de grote romp geen enkele rol. Integendeel: alle ballast is welkom. Tijdens het varen was tevens een directe vertelijking mogelijk tussen de normale 6 V voor de motoren en overspanning. Met de 3: 1 vertraging en afwisselend varen kunnen de Marx motoren deze 9,7 V best verdragen.
De vaareigenschappen doen, t.g.v. de grote waterverplaatsing een klein beetje denken aan een supertanker. Het zet zich langzaam in beweging, maar vaart, na het stilzetten van de motoren, nog lang door. Op 6 V vaart het model als een rondvaartboot, dus veel te gemoedelijk. Op de overspanni ng doet het model het mooi. Het golfbeeld is fraai en de wendbaarheid uitstekend. Achteruitvaren gaat moeilijk. Tijdens het afremmen heeft de boot de neiging om dwars te gaan liggen. De snelheid bij achteruitvaren op 6 V is te gering en de wendbaarheid matig. Waarschijnlijk is de bestuurbaarheid beter als we beide motoren apart kunnen in- en uitschakelen.
Combineren met de maximale roeruitslag is eveneens goed mogelijk. Het laten functioneren van de boegschroef, d.m.v. een krachtige waterstraal, geeft natuurlijk een grote verbetering. Voor echt sleepwerk is de trekkracht aan de krappe kant.
Een slechte ervaring hebben we opgedaan met de messing schroefassen, die in bronzen lagers lopen.



Afb.12 - Bediening van beide roeren met een roterende servo. De 'kwiklinks' aan de roerarmen zodanig afstellen tot de roeren neutraal en evenwijdig staan (servo in de middenstand). Een onjuiste draairichting van de servo kan met een Snoesje worden aangepast.
De op zichzelf al vrij ruime lagering, loopt reeds bij het inlopen zover uit, dat vet of olie er vrij snel worden uitgeslingerd; de assen gaan dan ratelen en er komt water binnen. Het water komt op een goed geschilderde plaats en kan dus geen kwaad.
Als we met het model een enkel keertje gaan varen is dit niet zo'n groot punt. Is het model bestemd om er veel mee te varen, dan zijn een goede kwaliteit schroefaskokers met mooi afsluitende lagers een eerste vereiste.
Neem in dat geval langere schroefassen, zodat de motoren minstens een spant naar voren geplaatst kunnen worden, daar is meer ruimte. We kunnen in dat geval tevens de sterkere decaperm motoren inbouwen. Ook het inbouwen van twee Navy-Kompakt-eenheden (Robbe) is een elegante oplossing. (zie ook HB december '77 Cascade)
Ook moeten we, bij veelvuldig varen, overwegen of we de romp gelijk behandelen met polyester- of epoxyhars in combinatie met glasvezeldoek. Een houten romp is nu eenmaal tamelijk kwetsbaar.

Samenvatting en eindconclusie
In deze uitgebreide beschrijving, die toch slechts uit momentopnamen van de bouw bestaat, zijn wij misschien op verschillende punten wat uitgebreid ingegaan.

Echter, dit artikel is niet alleen bedoeld voor de Smit-Rotterdam. Ook bij de bouw van andere modellen kunnen de gegeven aanwijzingen, die zuiver persoonlijk zijn, nuttig zijn. Dat is één punt.
Ten tweede is het gewoon een verrassing wat er met het hout uit de bouwdoos en het messing van het beslag tot stand kan worden gebracht. Hoe dat gedaan kan worden hebben wij getracht te beschrijven. Ook zijn er enkele aanmerkingen gemaakt, die misschien niet 'passen' bij een minder geperfectioneerd model.
De Smit Rotterdam vraagt nu eenmaal om mooie transfers, Plimsolmerk-, diepgangs- en bulbstevenmerktekens. Triplex als materiaal voor de grote dekken hoeft geen beter model op te leveren; het is wel eenvoudiger en mooi strak op te brengen.
Wat het punt schroefassen betreft: Billing Boats fabriceert mooie modellen, die ook kunnen varen, maar geen schepen voor de modelsport. Voor dit laatste is het model wel geschikt te maken.
Jammer, dat ik wel eens van een handelaar hoor: 'de klanten vinden hem nogal duur'. Het bedrag, dat men voor de Smit-Rotterdam/London moet neerleggen, is in relatie tot dat wat men kan maken, zeker niet hoog. Een fraai model van een mooi schip.

Technische gegevens
Origineel
Naam:Smit-Rotterdam
Zusterschip:Smit-London
Bouwjaar:1975
Werf:De Merwede, HardingsveldGiessendam
Opdrachtgever:Smit-lnternationale, Rotterdam
Tonnage:2273 BRT
Totale lengte:74,75 m
Breedte:15,69 m
Motorvermogen:22.000 ipk
Aantal motoren:2
Snelheid:16,5 knopen
Bemanning:25 koppen
Capaciteit waterkanonnen:400 ton per uur
Voorraad schuim voor waterkanonnen:10 ton
Sleepkabels:Staaldraad dubbel, ieder 9" omtrek. Totale lengte aan boord ca. 1500 m.
Sleepkabel:Dubbel nylon, omtrek 21", lengte 55 m. (???)

Model
Fabrikant:Billing Boats Denemarken
Naam:Smit Rotterdam/London.
Lengte:95 cm.
Breedte:20 cm.
Totale hoogte:50 cm.
Schaal:1 :75.
Gewicht proefmodel leeg:2670 g.
Gewicht vaarklaar (incl. ballast):9300 g.
Extra ballast:3830 g.
Gebruikte verf
Wit:Valspar zijdeglans wit*.
Zwart:Histor satin nr. 372*.
Geel:Valspar Zijdeglans nr. 33.
Bruin:Histor satin nr. 412*.
Blauw:Flexa satin MM 5132 (mengkleur)
Groen:Valspar zijdeglans nr. 48. Bij toevoegen van een klein beetje wit wordt de kleur iets 'valer'.
4 Fenders op het brugdek en binnen randen rookuitlaten:Humbrol mat nr. 33.
Bovenste relingen, hekwerk en trappen:Humbol grijs (glans) nr. 5
Deuren:Humbrol bruin (glans) nr. 9
Grijs voor lieren enz.:Middelgrijs: gemengd m.b.v. zwart en wit.
Grijs voor dekken van kranen en kompaspodium:Antracietgrijs. Zwart met weinig wit.
Schroeven:Revell nr. 95.
Onderwaterschip:Flexa satin rood nr.19* waaraan een klein beetje donkerbruin is toegevoegd.
Binnenkant verschansing commandobrug:lichtgroen Humbrol nr. 38.
Lichtbak positielicht bakboord:rood Revell nr. 31.
Lichtbak positielicht stuurboord:groen Humbrol 2.

* Voorlakken van kunststofdelen met een daarvoor geschikte verf is noodzakelijk.

Uit: HB model & techniek januari en februari 1978